De praktijk volgens de evolutionaire biologie.
We zijn deel (1) geëindigd met de enorme arbeidskracht en de potentie van ons lichaam en de bijzonder omvangrijke complexiteit van ons natuurlijke immuunsysteem. Het is dan ook totaal niet verwonderlijk dat dit nog lang niet is ontrafeld door onze menselijke wetenschap. Bij lange na nog niet, zelfs.
De wetenschap verklaart zelf ook dat het immuunsysteem ongelooflijk complex is en er nog heel veel onvolledig begrepen is. Die puzzel is nog lang niet gelegd, zegt de wetenschap. Bijvoorbeeld in de interactie met ons zenuwstelsel. Het is duidelijk dat hiertussen communicatie is. Er is zelfs bewijs dat immuun cellen zelf neurotransmitters* kunnen produceren, maar niet hoe ze die precies inzetten.
*Neurotransmitter is een slimme koerier, die boodschappen of pakketjes overbrengt tussen cellen. Razendsnel! Zij geven opdrachten als: 'Kalmeer nu maar' of juist: 'Kom nu in actie!'
We weten dus nog helemaal niet waarom de ene keer een ontstekingsreactie wordt afgeremd en de andere keer juist wordt aangespoord, terwijl we dat soms andersom zouden verwachten. Dat is wat we bijvoorbeeld als een auto-immuunreactie zouden kunnen zien. Want onze kennis is nog een gatenkaas als het gaat om de invloed van genetische en omgevingsfactoren op immuunreacties.
"De invloed van genetische en omgevingsfactoren op immuunreacties" Dat betekend dan, in mijn hoofd vertaald; De lange termijn effecten. Die kennen we dus niet. De evolutionaire biologie verteld ons dat het natuurlijke traject van ontwikkeling en training een geleidelijk pad is. Is dat dan ook met een reden? Is het IMS van een baby nog helemaal niet klaar voor gevaarlijke risicovolle ziekteverwekkers?
Laten we daar dan ook mee beginnen. Hoe is het in de praktijk bedoeld volgens onze evolutionaire orde? Met welke informatie beginnen we ons nieuwe leven?
De eerste zes maanden
In de eerste 6 maanden van een baby's leven ontwikkelt het immuunsysteem zich langzaam en is het nog niet volledig zelfstandig, zegt de wetenschap.
Bij de geboorte:
De baby krijgt antistoffen van de moeder mee (IgG) via de placenta. Dit biedt tijdelijke bescherming.
Het aangeboren immuunsysteem (de eerste verdedigingslinie) werkt, maar is nog niet heel krachtig.
Eerste maanden:
Borstvoeding levert extra bescherming met IgA-antistoffen, die vooral helpen bij het beschermen van de darmen tegen ziekteverwekkers.
Het lichaam leert langzaam zelf immuuncellen en antistoffen (IgM) te maken.
4-6 maanden:
De antistoffen van de moeder nemen af. Dit noemt de immunologie een "immunologische kloof"
Het eigen immuunsysteem begint actiever te worden, maar is nog niet sterk genoeg om alles zelfstandig aan te kunnen.
In de eerste 6 maanden is de baby dus vooral afhankelijk van bescherming van de moeder (via placenta en borstvoeding), terwijl het eigen immuunsysteem dat aangeboren is, zichzelf in deze tijd traint en ontwikkeld.
De volgende zes maanden
In de volgende 6 maanden (van 6 tot 12 maanden) wordt het immuunsysteem van de baby zelfstandiger en krachtiger, maar blijft het zich verder ontwikkelen. Dit gebeurt als volgt:
Eigen productie van antistoffen:
De baby begint meer eigen IgG- en IgA-antistoffen aan te maken, wat helpt om beter te reageren op infecties.
Het immuunsysteem leert specifieke ziekteverwekkers herkennen en bouwt een immuun-geheugen op.
Meer blootstelling aan ziekteverwekkers:
Door contact met mensen, voedsel, en de omgeving komt het IMS in aanraking met nieuwe antigenen. Het wordt sterker en steeds beter getraind.
Samenwerking met de darmflora:
De darmflora rijpt verder en helpt het immuunsysteem bij het leren onderscheiden van "vriend" en "vijand."
In de tweede helft van het eerste jaar wordt het immuunsysteem steeds zelfstandiger en actiever, terwijl het doorgaat met leren en sterker wordt door blootstelling aan de wereld. Tegen het einde van het eerste jaar is het veel beter in staat om infecties zelfstandig te bestrijden.
(In de gebruikelijke informatie die wij krijgen, staat hier overal bij dat vaccinaties een opbouwende en ondersteunende rol hebben in het trainen van het immuunsysteem)
Hoe gaat dat dan ongeveer in de praktijk?
Een zuigeling is nog afhankelijk van de bescherming via de moeder (eerst via de placenta en daarna via de borstvoeding dus) De kennis van de infecties en de antistoffen waar moeder al mee bekend is, kan ze overdragen.
Een heel vernuftig systeem dus. De antistoffen tegen infecties die moeder al heeft doorgemaakt, (zoals kinkhoest, mazelen of griep bijvoorbeeld) worden aan het kind doorgegeven. Deze 'passieve immuniteit' neemt wel af en is lager geworden tussen de 4-6 maand.
Dat is de periode die dus de immuniteitskloof wordt genoemd. In die eerste 6 maanden wordt tegelijk ook het eigen aangeboren IMS getraind. Eerst door de doorlopende kennismaking met hele andere micro-organismen. Dat gebeurt via familie, vrienden, huisdieren en de atmosfeer van de natuurlijke omgeving.
De volgende 6 maand groeit die ontwikkeling wat zelfstandiger, en dus ook al wat meer onafhankelijk van de moeder. Want als de kleine begint te bewegen en te kruipen, komt het kind dus ook in aanraking met de grond, de vloerbedekking, het gras buiten en raakt het ook allerlei oppervlakten aan.
Kleintjes stoppen graag iets in de mond, waardoor het IMS razendsnel het eerste contact maakt en zich een grote bibliotheek vormt van alles wat wordt ontdekt. (Immuungeheugen wordt opgebouwd) En dat is in het eerste jaar vooral van alle micro-organismen die zich in de natuurlijke omgeving bevinden.
Tenminste, zo is dat evolutionair bedoeld geweest. De eigen omgeving hóórt natuurlijk ook als eerste bekend te worden en dat is waarmee het IMS ook wordt getraind. Het IMS kan razendsnel leren en legt ook een ongelooflijk uitgebreide bibliotheek aan van alle micro-organismen die het weet te onderscheiden. (theoretisch in staat om tot 1 biljoen unieke antistoffen te ontwikkelen, zie deel 1)
Kinderen die opgroeien op boerderijen blijken dan een robuuster immuunsysteem te hebben dan kinderen die meer beschermd worden grootgebracht. Die zo misschien in een te steriele omgeving opgroeien. Teveel nadruk op hygiëne leggen kan namelijk de blootstelling aan micro-organismen verminderen, wat het IMS kan beïnvloeden. (Dat wordt de hygiënehypothese genoemd).
In ieder geval is het tot zover best logisch allemaal. Evolutionair gezien, tenminste. De normale omgeving van een baby zou ook van nature een veilige, beschermde omgeving horen te zijn. Een omgeving waarin het opgroeit tussen de vader en de moeder en eventuele broertjes of zusjes. Een thuis waar het IMS van het kind ook de ruimte krijgt om te ontwikkelen en te leren.
Twee grote verschillen met de traditionele evolutionaire orde
In onze huidige samenleving is op tenminste twee fronten daarin, al wel redelijk abrupt, iets veranderd. Die eigen natuurlijke beschermde omgeving wordt, al heel erg vroeg, ingrijpend opengebroken. Allereerst door de extreem vroege opvang van baby's, die naar de kinderopvang worden gebracht.
Dat is omdat het zwangerschapsverlof voor moeders in Nederland vaak niet meer dan 10-12 weken is, voor ze weer aan het werk moeten. Maar zelfs als dat nog enigszins te rekken is tot een week of 16, met wat extra vakantie bijvoorbeeld, is het nog altijd veel te vroeg.
De kinderopvang is dus zo'n een grote verandering in dat evolutionaire systeem. Want baby's van 10-12 weken oud, ontberen dan ten eerste het directe contact van de thuisomgeving, maar ook veel het primaire evolutionaire huidcontact met de biologische moeder, omdat die dan vaak geen borstvoeding meer geven.
Moeders die weer voor veel uren aan de slag moeten, kiezen immers veel vaker en veel sneller voor flesvoeding. Maar ook veel ouders die zich als 'moderne ouders' beschouwen, kiezen graag voor een evenwichtige rolverdeling. Daarbij past ook de flesvoeding veel beter als oplossing voor deze culturele verandering.
Terwijl borstvoeding, biologisch gezien, een evolutionaire en onmisbare pijler is voor de natuurlijke bescherming van het kind. Iets dat flesvoeding helemaal nooit kan vervangen. Dus terwijl de natuurlijke en meest krachtige evolutionaire bescherming vroegtijdig wordt afgebroken, is er tegelijk ook geen sprake meer van een geleidelijke blootstelling.
Want een dagopvang met allerlei verschillende kinderen is dan best een behoorlijk overweldigende blootstelling. Daar komen micro-organismen, van allerlei verschillende omgevingen en ook andere culturen in één keer samen.
De tweede grote verandering in onze welvaartssamenleving, is de gelegenheid om overal naar toe te kunnen reizen. En we nemen al heel snel ook onze baby's mee. Ook dat is evolutionair gezien natuurlijk volkomen nieuw. Wie kwam er nu 100 jaar geleden in zijn eerste jaar al in een land 1400 km verderop of zelfs op een heel ander continent?
Ik heb de leeftijd dat ik de verhalen en de films uit Amerika van de vroege kolonisten en de indianen, nog ken. Waarbij de indianen die echte natuurmensen waren, werden geconfronteerd met smerige ziekten die de kolonisten meebrachten. Dat was zo'n compleet overweldigende andere biodiversiteit in pathogenen, zeg maar, dat ze dat helemaal niet aankonden.
De derde verandering is een onnatuurlijke ingreep
Maar nog altijd is dat een natuurlijke blootstelling te noemen. Via de huid barrière, de luchtwegen en eventueel het spijsverteringssysteem. Maar wij doen nóg iets anders om de ontwikkeling van het IMS onder druk te zetten. Vaccineren. Injecteren. Juist met de zware en risicovolle pathogenen die we zelfs in een cocktail samenbrengen en in één keer invasief inbrengen.
Kan dat goed zijn? Echt? De indruk wordt gewekt dat vaccinaties het IMS van baby's hélpen ontwikkelen. Dat is wat ons, overal vandaan, verteld wordt. Kan het IMS dat echt aan? Ook in de eerste maanden al? Er zijn vooral nog grote gaten in de puzzel waar het de interactie met andere systemen aangaat, zegt de wetenschap immers.
Waar ik dan persoonlijk moeite mee heb is dat er tegelijkertijd toch ook best ingrijpend wordt ingegrepen in die complexe materie. Er is al best wat bekend over de immuunreactie van cellen en de werking van antilichamen. Maar in de precieze interactie tussen verschillende netwerken in ons lichaam, is juist het onderwerp waar nog veel gaten zitten.
Want wat er afwijkend is in deze methode, is dat het juist NIET natuurlijk is. Het is een wetenschappelijke kunstmatige ingreep op een precair systeem in balans. Er zit aluminium in. Daar hadden we het al even over. Eerder zat er nog kwik in. Maar nog altijd zit er ook formaldehyde in, als hulpstof.
Formaldehyde is een giftige stof die wordt gebruikt om de ontbinding van dode lichamen af te remmen. En dan kunnen ze mij vertellen dat een lage dosering is onderzocht en ongevaarlijk is. Maar onze cellen zijn ook echt minuscuul. Dus hoe verhoudt zich 'die lage dosering' dan tot die hele verfijnde complexe structuur in ons lichaam? Een echt giftige stof, die bacteriën en schimmels doodt.
Zullen we dan eens op zoek gaan naar de informatie en het onderzoek daarnaar? Bij degene die ons de veiligheid garanderen en bevestigen van vaccinaties?
Op naar naar Deel (3)
コメント